Iets wat bij veel mensen in het geheugen gegrift staat en dat toch zo onwerkelijk lijkt….
31 januari 1953 raasde een zware noordwesterstorm, soms met orkaankracht, over de Noordzee en stuwde het water naar de Noordzeekusten. Schotland werd het eerst getroffen. Daar veroorzaakte hij een enorme schade aan bomen. Honderdduizenden gingen er tegen de vlakte.De storm ruimde naar het noordwesten, bleef in kracht toenemen en kwam pal op de Nederlandse kust te staan. Het noodweer viel die dag samen met het springtij. In de namiddag werd door de Stormvloedwaarschuwingsdienst al een alarm uitgegeven voor gevaarlijk hoog water. Ingewijden wisten dat er een extreme waterstand verwacht moest worden van wel 2.50 tot 3.00 meter boven N.A.P.
Overdag stonden al enkele mensen op de polderdijken van Sabina-Henricapolder en de omliggende polders te kijken naar het hoge water. De windkracht nam nog steeds toe; bij de nieuwsberichten van 18.00 uur werd gemeld dat de storm over geheel Nederland zou trekken. Op grond hiervan werden om 17.30 uur de regio’s Rotterdam, Willemstad en Bergen op Zoom gewaarschuwd. Na de vloedbeweging van zaterdagmiddag gebeurde toch iets merkwaardigs: het water zakte niet, zodat de gorzen bij Maltha en Sabina onder water bleven staan. Dat kwam doordat de storm met orkaankracht het water belette terug te stromen.
In de Sabina-Henricapolder in Heijningen
De volgende vloed zou zondagmorgen om 04.30 uur zijn. Nog steeds werd er door de verantwoordelijke bestuurders geen actie ondernomen. Twee personen die direct achter de buitendijk woonden werden wel erg ongerust. De eerste was fortwachter Mackaij en de andere was de machinist van het stoomgemaal op de kop van de Helse haven, Flip van Dueren den Hollander. Beiden zagen dat het water onvoldoende zakte. De fortwachter had al in de middag contact met zijn meerdere om de zorgelijke situatie te melden. In de avond werd de toestand rond fort Sabina nog ernstiger en Mackaij belde met Willemstad. Het fort had een rechtstreekse verbinding met de marechausseekazerne in het Mauritshuis daar.
De commandant beloofde de uitgesproken zorg over te brengen aan burgemeester Van der Hooft. Later heeft Mackaij nog enkele keren gebeld via de militaire lijn met verontrustende mededelingen over de hoogte van het water. Ook andere mensen rond fort De Hel en op de Kraaiendijk maakten zich grote zorgen. Daar zagen ze het water al over de dijk komen en telefoneerden ongerust naar de burgemeester van Willemstad. De burgemeester van Fijnaart en Heijningen moest geïnformeerd worden, maar er was geen rechtstreekse telefoonlijn. De Willemstadse burgemeester kon eveneens geen contact krijgen met zijn collega in Fijnaart. De dienstdoende politieagent kreeg het verzoek burgemeester Ter Haar in Fijnaart te waarschuwen, omdat het water al over de dijk kwam.
Brandweercommandant Nijhoff werd ingeschakeld om de burgemeester te bereiken. Hij reed vervolgens met de brandweerwagen naar de burgemeesterswoning, waar bij aankomst het licht aanging. De heren wilden de situatie ter plaatse op laten nemen door ondercommandant Machiel Straasheijm. Nog steeds waren de verantwoordelijke polderbesturen niet ingeschakeld, terwijl het toch hun taak was te waken over de dijken en de bewoners van de polders. Het volledige brandweerkorps werd opgeroepen en de sirene aangezet, maar door de storm was die nauwelijks te horen. Verschillende mensen moesten persoonlijk geïnformeerd worden. Men had geen idee van de werkelijke situatie.
Zandzakken vullen
Het trof dat er gebouwd werd aan de Boomgaardstraat en daar lag een redelijke voorraad zand. De brandweerwagen was snel volgeladen en H. Nijhoff liet meer vrachtwagens aanrukken om zandzakken te vervoeren, o.m. bij de broers Henny en Piet Kreuk, Van Mourik en de gebroeders Frijters. Het vullen van de zakken werd spontaan gedaan door burgers en ambtenaren. De zakken werden op de plaatsen gelegd waar het water over de dijk stroomde en op de coupures (afsluitbaar gedeelte van planken in een dijk). De resultaten waren niet heel succesvol, soms konden de zandzakken de gaten dichten als het met planken niet meer lukte. Het was een ongelijke strijd; met steeds grotere kracht kwam het water, dat de Oude Heijningsepolder instroomde.
Brandweercommandant H. Nijhoff en burgemeester Ter Haar waarschuwden dijkgraaf Joh. Bom en Rijkswaterstaat. De dijk raakte bedolven onder aangespoeld riet en dat belemmerde Piet Kreuk terug te keren en hij raakte geïsoleerd. Nijhoff klom met materiaal over de hoop riet heen om deze zo met een andere wagen weg te trekken. Hier slaagde hij in. Nu de situatie nijpender werd, waren alle bewoners rondom fort De Hel gealarmeerd, zo werd verondersteld. Het water bereikte de Sabina-Henricapolder, waar fortwachter Mackaij wachtte op een jeep van de marechaussee, die hem en zijn gezin zouden ophalen.
De dijken breken
De buitendijk brak nabij het fort op twee plaatsen door en met een ongekende kracht stroomde het water de polder. De woning van de fortwachter werd totaal verwoest, de bewoners met zich meesleurend. Al snel had het water zich meester gemaakt van de hele Sabina-Henricapolder. De buitendijk brak nog op meerdere plaatsen door, wat desastreus was voor alles en iedereen in de polder. Er werd groot alarm geslagen naar de overheden en de hulp van militairen werd ingeroepen. Nadat de buitendijk van de Sabina-Henrica-polder was bezweken, kregen de binnendijken van de aangrenzende polders een andere functie. De dijken verkeerden in een niet al te beste staat en er waren huizen tegenaan gebouwd. Zeker ook de poging van de Duitsers om de Elisabethpolder in 1944 onder water te zetten, heeft geen goed gedaan aan de kwaliteit van de dijk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Slobbegorsedijk het begaf.
Op diverse plaatsen ontstonden doorbraken. Twee grote gaten lagen amper 75 meter uit elkaar en de bewoners van dit stukje dijk raakten volkomen geïsoleerd. De Elisabethpolder liep in een snel tempo vol. In deze polder zijn 10 personen omgekomen.
Waar blijven de redders?
Het duurde vrij lang voor de werkelijke hulpverlening goed op gang kwam. Dat vond zijn oorzaak in het gebrek aan goed materieel, zoals boten. Men had toen nog geen overzicht van de ramp in zijn volle omvang. Op het verzoek van de burgemeester van Zevenbergen aan de commandant van de vliegbasis Gilze-Rijen om een luchtverkenning uit voeren, werd verbaasd gereageerd. Toch werd aan het verzoek voldaan. Op de eerste dag werden nog 15 vluchten uitgevoerd om de situatie in kaart te brengen en waar het mogelijk was materiaal door de lucht aan te voeren.
Helikopter aan de Kerkring in Fijnaart
In het gemeentehuis van Fijnaart waren militairen aangekomen om de zaken in goede banen te leiden; het was een constant komen en gaan. Een van hen was luitenant-generaal Van der Kroon. Aan de noordzijde van het dorp, op de Zwingelspaansedijk, begon het water ook over de laagste delen van de dijk te komen en was de situatie moeilijk onder controle te houden. Ondanks de inzet van burgers en soldaten van de Genie liep het water met grote hoeveelheden de Oude Fijnaartpolder in. De dijk stond op doorbreken en als dat gebeurde liep het dorp Fijnaart onder. Gezien de kritieke situatie aan Zwingelspaan werd er druk uitgeoefend op alle inwoners van Fijnaart om te evacueren. Met dit risico was het niet verantwoord de nacht in te gaan. Dit gaf weer een ander probleem, want ook de mensen van de brandweer en de andere inwoners die belast waren met de voedsel-voorziening voor militairen en andere hulpverleners, zouden dan het rampgebied moeten verlaten. Een besluit hiervoor werd in de loop van zondagmiddag genomen.
Evacuatie
Vele bussen en andere vervoermiddelen werden ingezet om de bevolking naar veilige plaatsen te brengen. Het heeft tot ruim middernacht geduurd voor de evacuatie was voltooid. Enkele mensen moesten terugkeren, daar hun inzet niet gemist kon worden. Intussen waren er ook 49 commando’s aangekomen; zij hadden de beschikking over twee stormboten. Ze werden ingezet voor een controle op de Kwartiersedijk en de Oude Heijningsedijk om na te gaan of wel alle mensen vertrokken waren. Men kon de dijk niet in zijn geheel controleren, omdat hij behoorlijk aan het afkalven was en onbegaanbaar door aangespoelde rommel.
Halverwege de dijk gekomen zag men op de Slobbegorsedijk een drietal huizen tussen twee dijkdoorbraken, waar met een wit laken gezwaaid werd. Met een kleine groep zijn ze naar die woningen gegaan. Daar aangekomen werd met aan elkaar geknoopte lakens een soort kabel gemaakt. Deze werd over de doorbraak vastgemaakt en een kleine wagen diende als vlot. Met deze middelen en een ongekende inzet van de commando’s zijn de families De Jong en Van Drunen uit hun benarde posities bevrijd. Ondanks de redding liep men nog steeds gevaar, want het werd weer vloed.
Ravage aan de Kwartiersedijk
De druk op de Kwartiersedijk nam weer toe en ter hoogte van de boerderij van Marijn de Hoon begon de dijk te bezwijken. Het werd een zeer zware tocht voor deze groep. De vrijwilligers en de bewoners kregen nog meer problemen toen er grote golven over de dijk sloegen; een grote golf kwam op hen af en niemand kon overeind blijven. Men moest verder de Kwartiersedijk over, in de richting van buurtschap De Driehoek. De dijk bewoog heen en weer onder de druk van het water.
Jo Lokers zakte weg in de modder en moest de bescherming van zijn vrouw aan de commando’s overlaten. Door het ontstane gat was mevrouw Van Drunen nog niet kunnen oversteken en moest nog gehaald worden door de commando’s. Dit gebeurde door de soldaten Karsemakers en Willemsen. Het kostte veel moeite om de vrouw te bereiken en op de terugweg sjorden en sleurden zij haar door het water heen. Ook nu weer raakten zij onder water. Karsemakers zag op enig moment een groene baret wegdrijven en veronder-stelde dat die van zijn commandant was. Hij kon ook mevrouw De Jong niet meer zien en meende dat zij verdronken was. Dezelfde avond kwam hij haar in het gebouw De Schakel tegen en daar was ook zijn commandant. Op dat moment realiseerde hij zich dat het soldaat Jan Willemsen moest zijn die het leven had gelaten. Later werd bevestigd dat het inderdaad Jan Willemsen uit Didam was, die het leven had verloren aan de Kwartiersedijk.
Toestand bij Zwingelspaan
De situatie aan de Zwingelspaansedijk verslechterde met het uur. Steeds werden er zand-zakken op de dijk aangebracht, maar even zo snel spoelden de meeste weer weg.
De aanwezige soldaten raakten aan het einde van hun krachten en er werd om aflossing gevraagd. Er werd een nieuw detachement van 130 pioniers van de Genie gevormd. Met bussen werden zij naar Fijnaart vervoerd en weldra doorgestuurd naar de Zwingelspaanse-dijk. Daar werden nog eens 200 man Limburgse Jagers aan toegevoegd. Zij begonnen aan de Stoof met het leggen van zandzakken en werkten zo naar Zwingelspaan toe, waar de Genie bezig was. Er ontstond een behoorlijk stevige muur van duizenden zakken.
Strijd om het behoud van de Zwingelspaansedijk
Ook in vele andere delen in de gemeente werd hard gewerkt en overal zocht men naar overlevenden. Naarmate de tijd vorderde kreeg men meer men zicht op de situatie. De ramp tekende zich steeds meer af: op vele plaatsen waren huizen grotendeels of geheel verdwenen met alles en iedereen erin. De coördinatie was ook niet altijd optimaal en er zijn soms verschillende reddingsploegen naar dezelfde woning gegaan om te kijken of er nog iemand was. Vrijwilligers die ter plaatse bekend waren begeleidden de militairen in hun boten door de polders. Meer dan 24 uur achtereen waren ze in touw.
Overzicht van de totale hulpverlening
Om een beeld van de inzet van de militairen te geven: op maandag 2 februari waren er in Fijnaart 429 man en in Heijningen 265 man actief. In de loop van maandagmiddag waren de Heijningse polders doorzocht en was iedereen uit of van zijn huis gehaald. Nu begon het zoeken naar de vermisten; dat waren er nog ongeveer 50.
Er waren op zondag en maandag al enige slachtoffers geborgen. Het zoeken naar de vermisten was een taak van de plaatselijke Rijkspolitie. Het zal duidelijk zijn dat zij hierbij hulp nodig had. Er werd een zogenaamde lijkenploeg gevormd, die bestond uit 15 vrijwilligers en die elke polder nauwgezet doorzochten en dat duurde wel drie maanden lang. De geborgen slachtoffers konden niet in Fijnaart begraven worden daar het dorp toen nog werd bedreigd.
Op de Zwingelspaansedijk werd het op maandagavond weer kritiek omdat er opnieuw een gat in de dijk was geslagen. Met man en macht werd er weer gewerkt om de dijk te behouden en ook nu slukte de actie. Op dinsdagochtend rond 05.45 uur kon gesteld worden dat de Zwingelspaansedijk het gehouden had en het direct gevaar voor een dijkdoorbraak was geweken. De dijken en wegen waren onbegaanbaar door het vele wrakhout, riet, kadavers en rommel. De kadavers moesten met spoed opgeruimd worden om het uitbreken van ziektes te voorkomen. De Genie ging in overleg en in samenwerking met Provinciale Waterstaat over tot het dichten van de vele gaten in de dijken.
Afgesloten gebied
Ramptoerisme is van alle tijden en daarom werden delen van Fijnaart en Heijningen volledig afgesloten. In de noodverordening werd bepaald dat alleen bevoegde personen het rampgebied konden betreden. De bewapening van de Rijkspolitie werd zelfs uitgebreid met karabijnen, omdat er ongure types in het gebied rondscharrelden die zich konden onttrekken, door bij hun vlucht buiten schootsafstand van het pistool te blijven. Met een karabijn was het bereik groter.
De internationale hulp kwam toen ook goed op gang. Uit vele landen werden hulpgoe-deren ontvangen en materiaal en materieel om mensen en dieren te evacueren, om de wegen weer vrij en begaanbaar te maken, zodat de polderbewoners de helpende hand kon worden gereikt.
Met grote Amerikaanse en Engelse centrifugaalpompen werd water uit de polders gepompt. Een grote opluchting was dat het springtij van 15 op 16 februari geen problemen opleverde. De bevolking kon terugkeren, voor zover het woonhuis er nog stond.
Op dinsdag 17 februari werd het officieel het terugtrekken van de militaire bijstand bekend gemaakt. De grootste militaire inzet sinds de Tweede Wereldoorlog was ten einde. Wel bleef een deel achter voor verdere hulp. Op 18 februari werd de gemeenteraad bijeen geroepen in een speciale zitting. Er werd stilgestaan bij de 75 omgekomen inwoners.
De ramp in cijfers
Er werd een krediet van ƒ 300.000 verleend om de eerste financiële nood te kunnen lenigen. Intussen was men al druk bezig de schade in kaart te brengen. Ongeveer 80 woningen waren totaal vernield, 17 boerderijen weggespoeld, 70 woningen zwaar beschadigd en nog eens 500 woningen licht beschadigd. De schade aan huisraad en landbouwwerktuigen was enorm en grote aantallen paarden en runderen waren verdronken.
Hulp van alle kanten
Het Nationale Rampenfonds vergoedde de huisraad en het Rode Kruis zorgde voor vervanging van kleding, bedden- en linnengoed. In het gehele land kwamen acties op gang voor hulp in geld en goederen. In het buitenland leefde men ook erg met de getroffen families mee en hulpgoederen werden geschonken, waaronder zelfs enkele tractoren.
Zweden, Noorwegen, Denemarken en Finland schonken 515 houten woningen als vervanging van de verwoeste huizen in het totale rampgebied in het zuidwesten van Nederland. In Fijnaart en Heijningen zijn deze woningen nog te vinden in de Edvard Griegstraat, Veluwestraat, Koning Haakonstraat en Bernadottestraat.
Noorse woningen in de Heijningse Veluwestraat
Een bijzondere gift was het jeugdhuis voor Heijningen van de Pestalozzi-Weltstiftung uit het Zwitserse Zürich.
De herinnering
De eerste herdenking vond al een jaar na de ramp plaats in de vorm van een kerkdienst. Tijdens deze eerste herdenking werd het idee geboren om een monument te plaatsen ter nagedachtenis aan allen die zijn omgekomen in de bewuste februarinacht.
Op 1 februari 1955 werd het monument onthuld en is een blijvende herinnering aan de Watersnoodramp van 1953.
De Heemkundige Kring van Fijnaart en Heijningen beschikt over een ruime sortering naslagwerken in het documentatiecentrum, evenals verschillende boekjes met feiten en ervaringen van getroffen families.
Bronnen:
- Stormvloed Fijnaart en Heijningen 1953
Uitgave Heemkundige Kring ‘Fijnaart en Heijningen’, - Een Herinnering, Watersnoodramp 1953 in Fijnaart en Heijningen,
- Fotoarchief Heemkundige Kring ‘Fijnaart en Heijningen’,
- Publicaties van het Watersnoodmuseum te Ouwerkerk, Zeeland